Beste allemaal,
Ik ben bang dat ik geen verstand heb van leiderschap, of zelfs maar van SDG’s. Maar ik kan wel iets zeggen over inspiratie. Over christelijke inspiratie.
Als u mij 10 jaar geleden had voorspeld dat ik u vandaag hier iets over zou vertellen, had ik u glazig, om niet te zeggen ongelovig aangestaard. Ik ben niet kerkelijk, ik ben niet eens gelovig. Maar ik heb mij de laatste jaren wel gerealiseerd dat de christelijke erfenis belangrijk is, ook voor wie niet belijdt. Dat het in mij zit, dat ik ermee ben opgegroeid. Het heeft mijn wereldbeeld en mijn levenshouding mede bepaald.
Dat inzicht sprak lange tijd niet vanzelf voor mij. Laat mij u meenemen naar mijn vroege jeugd. Een wederopbouwgezin in Rijswijk, aan de rand van Den Haag. Ouders die beide hun moeder hadden verloren in de oorlog, en die elkaar hadden leren kennen in het katholieke weeshuis – waar ze, en dat zal u niet verbazen – weinig positieve herinneringen aan hadden. Ze waren elkaars vluchtheuvel, en ze zouden hun kinderen een betere jeugd geven dan ze zelf hadden gehad.
En ze waren katholiek. Dat was nu eenmaal zo. Dus gingen we naar de katholieke lagere school, de katholieke sportvereniging, VVP, de katholieke bakker en groenteboer. En, met lange tanden, naar de rooms katholieke kerk op zondag. In je prikjurk.
Katholiek zijn was een conventie, een manier van doen. Ik weet nog hoe ik in het biechthokje bij de kapelaan zat – met dat raster waardoor je elkaar haast niet zag – en maar verzon dat ik koekjes had gegapt uit de trommel – want je moest toch iets opbiechten. Dan kreeg je als opdracht tien weesgegroetjes. Terug in de kerkbanken zag je je buurtgenoten de handen voor de ogen slaan en bidden. De gedachte dat zij dat misschien wel echt zouden menen, kwam niet eens bij mij op.
Maar de woelige jaren 60 gingen niet aan Rijswijk voorbij. De autoriteit van de kerk brokkelde snel af. Waarom mochten vrouwen geen voorbehoedsmiddel slikken? Meneer pastoor probeerde het nog te redden met een beatmis in de Bernadettekerk. Maar toen daar de kapelaan er vandoor ging met de vrouw van de koster, was het vonnis de facto geveld. Hoe kon de kerk gezag uitoefenen als ze zelf niet handelde naar haar leer? Het is een vraag die vandaag nog even actueel is als toen.
En zo vertrok mijn familie stilletjes uit de kerk. En met ons vele honderdduizenden. Niet met grote gewetensconflicten, zoals soms in protestantse kring; meer omdat het niet meer hoefde. Op een dag stemde mijn vader geen KVP meer. De katholieke zuil viel langzaam maar zeker uiteen, bij gebrek aan overtuiging.
In retrospect kun je zeggen dat een generatie in de jaren 60 en 70 niet zozeer afscheid nam van geloof of van God, maar van een sociaal construct: van die verstikkende verzuiling. Die heeft gemaakt dat godsdienst voor velen (maar lang niet voor iedereen, laat dat duidelijk zijn) is gelijk komen staan met regels, geboden en vooral ook vérboden. Geen vlees op vrijdag, geen seks voor het huwelijk. En niet met inspiratie, met genade, met het hogere, met betekenis.
In dat idee zijn we vervolgens doorgeslagen, denk ik. Op gegeven moment was het bonton om te denken dat wie geloofde zijn verstand op nul had gezet. Religie werd iets voor achter de voordeur. Als mensen dan zonodig willen geloven, okay, maar val ons er niet mee lastig. Dat is een gevaarlijk misverstand. Alsof geloof niet ook een manier is om in het leven te staan, om naar te handelen. Natuurlijk heeft religie naast een particuliere ook een publieke dimensie. Anders zou u hier niet zitten. Geloof maakt dat je sommige dingen doet, sommige dingen laat. Het geeft mede richting aan je cultuur en aan je waardenpatroon. In die zin is het belang van een religie veel groter dan enkel voor het individu dat het beleeft.
Ik ben daar zelf gaandeweg achtergekomen. Op gegeven moment betrapte ik mij op gevoelige reacties op schilderijen van Bijbelse voorstellingen. Leonardo da Vinci, El Greco, Rembrandt. Ze raakten mij met hun verbeelding van verhalen, parabels, die diep in mij opgeslagen waren. Boeken van Marilynne Robinson, muziek van Bach, maar ook van Aretha Franklin. De rijkdom van de cultuur die voortkwam uit het christendom zette mij aan het denken. En ik realiseerde mij: ik geloof weliswaar niet, maar ik sta wel in een mooie en belangrijke traditie.
En ik had ook het gevoel dat ik niet de enige was. Dat er veel meer mensen in Nederland rondlopen met een vaag gevoel dat met het geloof ook een cultuur en een waardepatroon is verdwenen waarbij je je wel degelijk thuis voelt. Dat bleek ook wel toen zoveel kranten dit voorjaar belangstelling toonden voor mijn boek. En uit de honderden reacties die ik heb ontvangen, en die ik nog niet eens allemaal heb kunnen beantwoorden. Want sommigen schrijven hele epistels (om in de terminologie te blijven).
Ik denk ook dat Geert Wilders en Thierry Baudet hieruit putten, uit een ongedefinieerd gevoel dat er iets verloren is gegaan. Waarbij het kwalijke is dat Wilders dit enkel inzet om zich af te zetten tegen de islam. Hij gebruikt de christelijke erfenis voor een kwestieus politiek doel. Ik weet nog dat ik dacht: hé, dat is ook mijn erfenis, ik zie ‘m een tikje anders. En het heeft mij verbaasd hoe weinig reactie dit allemaal opriep uit christelijke kring. Pas recent heeft Sybrand Buma daar binnen het CDA een duit over in het zakje gedaan. Wil je het christendom gebruiken om een grens te trekken en uit te sluiten? Of is het een oproep aan ons betere ik? Zeker in Europees verband is die vraag hoogst actueel.
Voor mij was het een aanleiding op zoek te gaan naar de achtergronden van mijn gevoeligheid. Wat was dat geloof nu eigenlijk? Wat is dat christendom? Ik ben er ontzettend veel wijzer van geworden. Alleen al over de waarde van religie voor de mens. En als u mijn hele zoektocht wilt weten, kan ik alleen maar zeggen: lees het boek.
Voor nu, voor hier, wil ik het vooral hebben over inspiratie. De spirit, de (heilige) geest. Een van de leukste reacties op Ongelofelijk kreeg ik van Luc van Gorp, voorzitter van de Belgische mutualiteiten, de ziekenfondsen. 3,5 miljoen leden, van christelijke oorsprong, en nu op zoek naar een hedendaags verhaal over klassieke betrokkenheid. Hij zei: ik las uw boek, en ik ga er zoveel uit citeren, dat ik dacht: ik bel maar even. Vervolgens bleven we 20 minuten aan de praat over christelijke inspiratie anno nu. Die vinden zijn puberzonen niet in de kerk, maar wel in cultuur die raakt, die betovert, die uitstraalt dat er meer is dan we kunnen grijpen. Een hymne bij zonsopgang, een gewijd gezang in een kapel.
We spraken over het belang van menselijkheid. Het inzicht dat goed en kwaad bij de mens horen, dat we allemaal kinderen van God zijn. Dat zulke overtuigingen leiden tot een beleid dat de winst niet als eerste voorop stelt. Doelmatigheid is niet de maat der dingen. Het is nodig, maar om iets belangrijkers te bereiken. En ik dacht: mooi. Mooi als je op zo’n eigen, moderne manier invulling kunt geven aan je christelijke wortels. En je er niet voor schaamt om die te noemen en actueel te maken.
Ook mooi, omdat de kerk in deze tijd haast geen geloofwaardig vehikel meer is, in ieder geval niet op dit moment. Dat is niet leuk voor al die kerken die goede en sociale dingen ondernemen, daar zijn er nog veel van in ons land. En je kunt als protestant denken: ach, dit treft de katholieken. Maar dan overschat je de kennis van iedereen onder de 40, vrees ik. Wie geen godsdienstles had, weet meestal geen onderscheid meer tussen bevindelijk, remonstrants of rooms.
En daar ligt wel een taak, volgens mij. Jongeren hebben volgens mij wel degelijk behoefte aan inspiratie. Sterker nog, ze staan open voor een kader dat betekenis geeft en een zeker houvast. Vooral jongeren in mijn omgeving reageerden zeer belangstellend op mijn boek. Zij hebben geen herinnering, geen trauma aan de verzuiling. Dat maakt dat ze geloof opener tegemoet kunnen treden dan hun ouders of grootouders.
Maar wat krijgen ze aangeboden? Wat spreekt tot hun verbeelding? Voor je het weet, trekken ze zich terug op hun yogamatje, allemaal in hun eentje bezig deze wereld vol prikkels te overleven met het idee dat je je moet zien te onthechten. Los moet komen van deze aarde, van jezelf, van je verlangens en je impulsen. Wat zou het interessant zijn als christelijk geïnspireerden ze een alternatief konden schetsen. Een idee van medemenselijkheid, van gelijkwaardigheid en van betrokkenheid op de wereld en op elkaar. Het doel is niet om die slechte wereld te ontstijgen, zoals Boeddha, maar om hem beter te maken. Om een beter mens te worden. Dat is de christelijke impuls. Zoals wij hier sinds gisterenmiddag met elkaar hebben zitten praten.
In die traditie voel ik mij staan. Ook al geloof ik niet in de klassieke zin van het woord. En ik weet inmiddels dat velen dat met mij mee voelen. ‘Ongelofelijk’ beleeft zijn zesde druk. Er woelt iets, iets belangrijks, volgens mij.
We zitten op een breukvlak, in heel veel opzichten. Er zijn al meer Chinese en Indiase miljardairs dan Amerikaanse. Het klimaat daagt ons uit. Technologie gaat als we niet uitkijken ons leven beheersen. De Britse krant De Guardian beschreef het mooi in een hoofdredactioneel commentaar bij de viering van 500 jaar Reformatie. En ik citeer: ‘Als het christendom uit Europa verdwijnt, zal dat belangrijke implicaties hebben voor ons allemaal. Een post-christelijk Europa zal ongetwijfeld een moraal hebben, maar geen christelijke moraal. Het idee dat mensen rechten hebben simpelweg omdat ze mens zijn, zonder aanzien des persoons en onafhankelijk van wat ze bijdragen, vloeit immers niet voort uit de manier waarop de wereld werkt. Het vloeit voort uit het christendom, hoezeer sommige christenen hier in de praktijk ook tegen hebben gezondigd. Mensenrechten worden nu gehoed door onze instituties. De geloofsbelijding taant. Dat is niet zonder risico. Wat gebeurt er als ons collectieve geheugen wegglijdt van de wortels van de christelijke ethiek? Hoe kwetsbaar kunnen diezelfde mensenrechten dan blijken?’
Het is een waarschuwing, verwoord zoals alleen de Engelsen dat kunnen. Het laat zien dat ook progressieve seculieren bang zijn een belangrijke erfenis te verliezen. Als je het commentaar leest, denk je: inderdaad, best een mooie erfenis.
En ik zou eraan toevoegen: een erfenis die de moeite waard is om te hoeden.
Dank u wel.
Yvonne Zonderop
auteur van Ongelofelijk, over de verrassende come-back van religie
30 augustus 2018