Govert Buijs schreef een column die op 5 juni werd gepubliceerd in het Nederlands Dagblad. Omdat dit goed aansluit bij het thema van het a.s. congres publiceren we de column hieronder:
Onlangs werd op de Erasmus Universiteit Rotterdam het World Happiness Report 2015 gepresenteerd. In 2012 verscheen dit voor het eerst. 158 van de ongeveer 190 VN-landen worden in kaart gebracht: hoe gelukkig zijn mensen er gemiddeld?
Wat blijkt? Nederlanders zijn erg gelukkig, gewoon wereldtop. In 2014 stonden we vierde (na Denemarken, Noorwegen en Finland), nu zevende. Een prestatie van wereldformaat dus. Zwitserland nadert als koploper zo ongeveer de hemelpoort (en dat nog voor het aftreden van Sepp Blatter als Fifa-voorzitter, kunt u nagaan). Daarnaast is men in IJsland inmiddels heel gelukkig aan het worden (van 9 naar 2): de crisis is kennelijk voorbij. Het zou me niet verbazen als dat hele land binnenkort opstijgt naar de eeuwige geluksvelden. Houdt Google Maps in de gaten.
Op het eerste horen lijkt dat geluksonderzoek nogal hedonistisch: alsof het in het leven alleen maar op genot gaat. Zeker onder Protestanten heeft de term ‘geluk’ het nooit heel goed gedaan. Waar onze Katholieke zusters en broeders leerden dat we op aarde zijn om God te dienen en ‘daardoor hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn’, bij Protestanten stopte het vaak bij ‘dienen’.
Maar welke alternatieve maatstaven zijn er? Tot nu toe vergeleken we landen aan de hand van het Bruto Nationaal Product, hoeveel geld er verdiend wordt – veel platter kan het niet. De ‘Human Development Index’, een in recente jaren steeds meer gebruikte maatstaf is al breder en kijkt ook naar zaken als onderwijspeil en gezondheid(szorg).
Het geluksonderzoek geeft weer veel beter inzicht in wat voor mensen zelf de kwaliteit van hun leven bepaalt. Het blijkt dat naast inkomen in veel gevallen net zo belangrijk of belangrijker is ‘sociale steun’, dat je weet dat er in tijden van nood mensen om je heen staan om je te ondersteunen, van familie en buurvrouw tot en met overheid. Dit is vaak zelfs belangrijker dan lichamelijke gezondheid.
Een ander zeer belangrijk onderdeel van welbevinden is psychische gezondheid. Het lijden aan psychische aandoeningen heeft een veel groter effect (ruim twee maal zo groot) dan lichamelijke aandoeningen. Richard Layard, die deze cijfers presenteerde, wond zich dan ook zichtbaar op over de grote overwaardering van lichamelijke gezondheid in ons zorgstelsel. Door depressie, angsten, gedragsproblemen en persoonlijkheidsstoornissen wordt ons welbevinden veel harder geraakt dan door lichamelijk ongemak.
Dit is niet maar een decadent welvaartsverschijnsel dat zich voordoet in het rijke Westen. Nee, een indrukwekkende statistiek maakt duidelijk dat ‘mental health problems’ zich wereldwijd in behoorlijk vergelijkbare mate voordoen. Ongeveer 10% van de jongeren wereldwijd hebben een vorm van diagnosticeerbare ‘mental disorder’. Voor een groot deel van deze problemen zijn behandelmethoden. Slechts een klein deel van die 10% heeft daar echter toegang toe.
Bovendien, voor de economen onder ons, zijn de kosten hoog. De OESO – een heel ander rapport van een heel andere organisatie dus – becijferde eind vorig jaar dat in Nederland psychische gezondheidsproblemen 3% van het Bruto Nationaal Product souperen. Het CBS stelde afgelopen maand vast dat meer dan de helft van de Nederlandse arbeidsongeschikten dat zijn vanwege – opnieuw – psychische aandoeningen.
De aanbevelingen die Layard aan zijn bevindingen verbond, zijn niet mals, eng bijna. Hij pleit ervoor al in een zo vroeg mogelijk stadium kinderen te ‘screenen’ op psychische gezondheid. Een heel leger therapeuten maar daarna ingeschakeld worden voor behandeling. Scholen zullen veel meer aandacht moeten besteden aan ‘life skills’: media-les, relatie-les, etensles, psychische weerbaarheid, ‘mindfulness’, ‘levensdoelen-les’.
Het lijkt er op dat we kinderen eens even helemaal psychisch gaan programmeren. Maar je kunt er ook heel anders tegen aan kijken. Waarom zo veel nadruk op rekenen en taal, maar zo weinig op wat we ‘vorming’ noemen? En was (en is) niet een van de belangrijkste, maar vaak impliciete, doelen van bijbelse verhalen op school niet precies het bijbrengen van ‘life-skills’: met jezelf leren omgaan omdat je jouw leven legt naast David (de held, maar ook juist de zondaar), Elia en Jeremia (de depressieve profeten), Petrus (de man die een Vriend in de steek laat), etc? Wie leert ons nu ‘goed leven’ (iets heel anders dan ‘goed presteren’), als we niet putten willen uit deze verhalen?
Het World Happiness Report 2015 is – om het maar even heel modieus te zeggen – een ‘uitdaging’.